Hoofdstuk 3, Paragraaf 1
In uitvoering

Video met Sibo Kanobana

Hoofdstuk vooruitgang
0% voltooid

Beantwoord onderstaande vragen:

De vorige generatie kreeg meestal beperkte informatie over de kolonisatie van Congo. Ook in het onderwijs werden de ‘goede daden’ van de Belgen uitvergroot en er werd te weinig of geen aandacht besteed aan de wanpraktijken en misbruik. Kanobana maakt de vergelijking met onderwijs over de holocaust: de jaren net na de oorlog werden eigen fouten niet makkelijk toegegeven en dus niet eerlijk weergeven in het politiek discours of onderwijs hierover. Kennis over historische waarheid lijkt soms een generatie over te slaan.

Om Congo te kunnen koloniseren moest er een draagvlak gevormd worden in de Belgische maatschappij. De overheid wilde mensen overtuigen dat het een goed idee was om naar Congo te gaan en het land te koloniseren. Het discours in de media en ook in het onderwijs focuste op het economische belang van Congo en nog meer op de beschavingsmissie waarmee België Congo zou helpen. Europa had daarin een verantwoordelijkheid om beschaving te brengen naar de ‘primitieve’ volkeren.

Het idee dat westerse kolonisatoren de mensen die ze koloniseerden zouden helpen, redden en de beschaving bijbrengen. Het is de overtuiging dat de kolonie achtergesteld is. Het is een discours dat niet enkel gebruikt werd om de kolonisatie van Congo te verantwoorden, maar bijvoorbeeld ook bij de Spaanse en Portugese ontdekkingsreizen naar Amerika, de Nederlandse kolonisatie van Indonesië, etc. Priesters die de plaatselijke bevolking tot het juiste geloof moeten bekeren, het aanleren van de taal van de kolonisator (bv. Frans, Engels, Spaans) maken hier allemaal deel van uit.

Expliciete propaganda wordt heel openlijk verspreid door een overheid of grote bedrijven zonder de boodschap te verhullen. Het kan bijvoorbeeld gaan om een affiche waarop de goede en ‘barmhartige’ daden van de kolonisator worden getoond, samen met een dankbare bevolking uit de kolonie. Impliciete propaganda is subtieler en vaak moeilijker herkenbaar. In de twintigste eeuw was dat bijvoorbeeld de manier waarop de pastoor praatte over “de arme zwarte kindjes in Afrika” en de missiespaarpotten met dankbare zwarten. Dat droeg bij tot het idee van de beschavingsmissie. Maar ook hoe iets gerepresenteerd wordt in cultuur behoort tot impliciete propaganda: de zwarte persoon die geen stem krijgt in boeken en als cliché wordt afgebeeld in strips en films.

Vanaf het midden van de negentiende eeuw raakte het fenomeen van internationale wereldtentoonstellingen of expo’s in de mode. Het zijn festivals waarop verschillende landen uit nieuwe technologische uitvindingen en vooruitgang kunnen laten zien aan de wereld. De Eiffeltoren is bijvoorbeeld gebouwd voor zo’n expo in Frankrijk. Ook in België hebben er verschillende wereldtentoonstellingen plaatsgevonden. De bekendste is die in Brussel van 1958 waarvoor het Atomium gebouwd werd.

Een zoo met mensen in plaats van dieren: Afrikaanse of Aziatische mensen werden letterlijk tentoongesteld, bijvoorbeeld in fictieve dorpen. Witte European konden zogezegd kijken hoe mensen op andere continenten leefden. Ook op wereldtentoonstellingen (o.a. op de expo van 1958 in Brussel) waren zulke mensenzoos in zwang: ze moesten het contrast met de westerse technologische vernieuwingen benadrukken en pasten in het verhaal van de beschavingsmissie: Europa had Afrika en Azië veel te bieden en als het ware de morele plicht om hen te gaan helpen.